Het is alweer een tijdje geleden dat er een briefje in de bus viel van Rinse Wassenaar, met het verzoek of ik als oude(re) ringer iets wilde schrijven over de inhoud van 40 jaar OHV. Ik vind het een lastige opgaaf, maar ik ben inderdaad oud genoeg om te weten datje zo’n verzoek niet kunt weigeren. En wat doe je dan? Je gaat naar de zolder en zoekt de doos met oude OHV’s op. En dat brengt me op het eerste pluspunt van ons ringersblad. Vóór me staat één archiefdoos van 35 x 12 x24 cm. En daar gaan gemakkelijk 100 nummers van het blad in. Er zitten 90 ex. in, want de laatste nummers staan voor het grijpen, als dat nodig is. Dat betekent dat het een handzaam blad was en is gebleven. En dat is in mijn ogen een compliment, een vakblad zonder franje. Ik krijg veel bladen over natuur en landschap, het ene nog mooier dan het andere. Foto’s over 2 bladzijden en zo. Op het Vinkentouw is zichzelf gebleven. Zakelijke informatie in zakformaat, geen flauwekul. En dat past wonderwel bij de doelgroep. Vogelringers zijn vogelvangers en vele zijn ‘Einzelgängers’. Ik denk dat ik er niet ver naast zit, als ik zeg dat ze het vangen prachtig vinden en het ringen ook nog wel, maar verder liever niet veel (administratieve)rompslomp. Dat is ook ongeveer de uitstraling van OHV. Als je bovenstaand verzoek krijgt, haal je niet alleen die archiefdoos naar beneden, maar je gaat in die oude nummers natuurlijk bladeren. Een feest van herkenning; nou ja, een feest? Die is overleden en die is er mee gestopt. Maar al in het eerste nummer lees ik b.v. “wie nog nooit kievit heeft gegeten, weet niet wat lekker is”. Als dat geen mooie binnenkomer is voor een plevierenvanger! En er mogen in Utrecht, Noord- en Zuidholland geen jonge spreeuwen worden geringd. Maar wel weer gratis ringen voor winterspreeuwen in verband met verplaatsingsproeven. Vergeef me dat ik even afdwaal, maar in de genoemde archiefdoos zit ook een nummer van Limosa jaargang 1980 nummer 4 en daar staat een prachtige foto in van het verplaatsen van 600 spreeuwen met een T-Ford voor de kathedraal van Amiens. En nu kom ik op een minpuntje van OHV. Soms zou ik willen dat er toch een beetje franje in het blad verscheen. Dat er één persoon opstaat die bijvoorbeeld eens langs een aantal ringplaatsen trekt en uit de mond van de aanwezige vogelaar(s) wat boeiende ervaringen opschrijft en liefst met een enkele foto vastlegt. Deze opwelling komt naar boven, omdat ik graag bij collega-ringers eens om het hoekje zou willen kijken hoe zij het vak beoefenen en wat ze zoal meemaken. En waarom een foto? In nummer 23 (juli 1974) staan, onaangekondigd, zomaar een paar foto’s van alle medewerkers van het VT o.a. een hyperslanke Rinse W. achter de typmachine. Volgend jaar al 30 jaar trouwe dienst! Foto’s zeggen soms meer dan een hele bladzijde tekst. (Sinds kort weet ik dat het opnemen van foto’s niet meer duur hoeft te zijn.) Maar laat er geen misverstand over bestaan, het blad kan in zijn huidige vorm m.i. de toets der kritiek glansrijk doorstaan. Er zijn jarenlang vaste rubrieken als “de mededelingen van de Ringcentrale” en “terugmeldingen”. (Door de jaren heen kun je precies de kostenstijging van de ringen volgen, mèt commotie!) Wat ook mooi te zien is, is hoe het VT met zijn tijd is meegegaan, vrijwillig of gedwongen, maar toch. Niet alleen op het gebied van samenwerking, denk aan Euring, ook in de communicatieontwikkeling zoals Poot 5, Website en lijstjes met E-mail adressen. Ook worden de wetenschappelijke ambities bijgesteld met projecten als CES en RAS. Een mooi voorbeeld vind ik in het laatste nummer (mei 2003) waarin voor dit jaar liefst 7 certificeringsbijeenkomsten staan aangekondigd. Tegelijkertijd kun je in dit nummer vaststellen, dat zelfs bij de ‘professionals’ van Castricum het vuur niet gedoofd is en er nog steeds naar records wordt gestreefd. En dan nog dit. Af en toe hoor je wat gemopper b.v. over de moeilijke bereikbaarheid of achterstand in ontvangen terugmeldingen, (hoewel erbij mij de laatste tijd een stroom meldingen binnenkomt). Maar het kan geen kwaad dat we ons realiseren dat het Vogeltrekstation door de jaren heen steeds te kampen heeft gehad met bezuinigingen. Als ik zie hoeveel er geringd wordt, ruim 200.000 vogels per jaar, en hóe met minimale menskracht deze gegevens met alles wat er bijkomt, moeten worden verwerkt, dan mag het bijkans een wonder heten dat er nog zo regelmatig een Op het Vinkentouw verschijnt!