Deze veldgids is de opvolger van de in 1994 van dezelfde auteurs bij de KNNV Uitgeverij verschenen Veldgids Korstmossen. Vrijwel de enige overeenkomst tussen deze gidsen is de Rode heidelucifer die op beide omslagen prijkt (weliswaar verschillende foto’s). De nieuwe uitgave is verder geheel herzien en behandelt voor het eerst alle 700 in ons land voorkomende soorten korstmossen. Meer dan 400 daarvan worden uitgebreid beschreven. De gids is dan ook drie keer zo dik als zijn voorganger. De naam korstmos blijkt eigenlijk verkeerd gekozen. Want hoewel mossen en korstmossen vaak in één adem genoemd worden, zijn ze geheel niet aan elkaar verwant. Beter is het volgens de auteurs om de wetenschappelijke naam te hanteren: lichenen. In het boek staat dat pas aan het einde van de vorige eeuw (waarmee toch de 19-de eeuw bedoeld zal worden) ontdekt werd dat korstmossen uit een alg en/of een blauwwier èn een schimmel bestaan, die nauw verstrengeld met elkaar leven,