De Nederlandse broedvogelbevolking is aan snelle veranderingen onderhevig. Soorten die voorheen algemeen waren worden schaars en prijken op de Rode lijst, zoals Grutto en Veldleeuwerik. Zuidelijke soorten rukken op en beginnen ’gewone’ verschijningen te worden, zoals de Grote zilverreiger en Zwartkopmeeuw. En dan zijn er nog de exoten, soorten die niet tot onze avifauna behoren of behoord hebben en die hier voorkomen dankzij menselijk handelen (aangeschoten wild, ontsnapping uit watervogelcollecties, losgelaten lokganzen). Vooral de toename in het aantal ganzen hieronder leidt tot discussie: Kolganzen, Indische ganzen, Canadese ganzen, Brandganzen en Nijlganzen zijn succesvol in ons ’turbo’grasrijke landschap. Discussiepunt is of we die ontwikkeling tolereren of dat we moeten ingrijpen. Staan we bijvoorbeeld toe dat de Canadese gans een talrijke broedvogel wordt? Wie zit er te wachten op een nieuwe Canadese invasie?