In het februarinummer 2002 van Forum Formicidarum is op pagina 18 door Bert Hanekamp melding gedaan van een vondst van Tapinoma ambiguum in een magnetron te Ermelo. Bram Mabelis had Peter Boer gevraagd om deze mieren te determineren. De laatste was in de veronderstelling dat het om mieren uit de tuin van Hanekamp ging. Aangezien het Dolichoderinae-mieren waren, leek de determinatie vrij simpel. Er komen tenslotte maar twee soorten van deze subfamilie in Nederland voor. Toen Peter Boer in Forum Formicidarum vernam dat het om mieren ging die in huis leefden en nadat hij telefonisch contact had gehad met Hanekamp, waaruit duidelijk bleek dat de mieren alleen maar in huis voorkwamen, heeft hij ondergetekende verzocht deze mieren nog eens goed te bekijken, omdat het best wel eens om een exoot kon gaan. Door de gerezen twijfel kreeg ik de mieren toegezonden en bleek het inderdaad om een exoot te gaan: Technomyrmex albipes (Smith), de witvoetmier (fig. 1, 2). Het beschreven gedrag in het artikel komt ook goed overeen met wat we van T. albipes in Nederland weten: de mier voedt zich met honingdauw en andere suikerbronnen, nestelt op (extra) verwarmde plaatsen in gebouwen en woningen en is vrijwel uitsluitend ’s nachts actief buiten het nest. In Utrecht werd de mier nestelend in een koffie-automaat en op tal van andere plaatsen gevonden op het universiteitscomplex ‘De Uithof (Vierbergen, 2001). T. albipes is één van de weinige mieren die zich laat vangen in ‘natuurlijke plakvallen’, wat in Ermelo door Hanekamp en door mij in Burger’s Bush (Arnhem) werd waargenomen. Zo scheiden knoppen of andere delen van planten kleverige stoffen af, waar T. albipes zich letterlijk massaal op kan vastlopen.