Zoals bekend zijn veel van onze Europese vleermuissoorten ‘boombewoners’. Nochtans is het juist deze groep vleermuizen waar we het minst van afweten. Dat komt uiteraard doordat het onderzoek aan deze soorten zeer moeilijk is en pas recent haalbaar is geworden door het gebruik van verbeterde technieken, zoals radiotelemetrie. Anderzijds ontstond er de laatste jaren een toenemende interesse vanuit de bosbeheersector voor een meer natuurgericht en multifunctioneel bosbeheer. Het behoud van dood hout en holle bomen neemt hierin een belangrijke plaats in, vanwege het bijzonder belang voor de fauna. Daarom werd onderzocht welke typen van boomholten het meest door boombewonende vleermuizen worden gebruikt. In grote lijnen kunnen er in bomen drie soorten holten worden onderscheiden die de vleermuizen van dienst kunnen zijn: spechtengaten, rottingsholten en losse schors. Afhankelijk van de lokale situatie komen deze drie mogelijke verblijfplaatsen in verschillende verhoudingen voor. Het is dan ook van belang dat het aanbod aan verblijfplaatsen in een bosgebied kan gemeten en beschreven worden. Zonder enige achtergrondinformatie is het onmogelijk om de selectie van verblijfplaatsen door verschillende vleermuissoorten te interpreteren en relevante conclusies te trekken voor het beheer.