Sedert 1999 is in Vlaanderen begonnen met het uittesten van een beeldversterker als middel voor zichtwaarneming van jagende vleermuizen. Een beeldversterker is doorgaans een duur toestel, maar enkel modellen zijn voor de particulier nog net betaalbaar zoals de ITT Night Mariner 150 die voor het vleermuisonderzoek werd uitgetest. Beeldversterkers of restlichtversterkers zijn, in tegenstelling tot de actieve infraroodkijkers, passieve nachtkijkers. Bij een beeldversterker valt het zwakke zichtbare en nabij-infrarode licht op een gevoelige laag – de fotokathode – die lichtfotonen omzet in elektronen. De elektronen worden onder hoogspanning versneld en naar de andere kant van de beeldbuis getrokken. Tussenin slaan ze te pletter op de zogenaamde ‘microchannel plate’ – een dunne glazen plaat met miljoenen holle buisjes. Elk elektron dat in een buisje te pletter slaat, laat een stroom van duizenden nieuwe elektronen uit de wand van het buisje vrijkomen. De fel versterkte stroom elektronen migreert verder naar de andere kant van de beeldbuis en slaat uiteindelijk met hoge snelheid te pletter op een fosforscherm. De energie die de fosforatomen als gevolg van de botsingen ontvangen, zenden ze uit als licht. Het uiteindelijke beeld dat men daarmee in de kijker ziet, is een perfecte weerspiegeling van het beeld waarnaar men kijkt. Het beeld is evenwel monochroom groen ten gevolge van het door fosfor vrijgestelde licht. Om een min of meer duidelijk beeld te verkrijgen, moet er wel een beetje licht in de omgeving aanwezig zijn, bijvoorbeeld van de maan of de sterren of van straatlampen in de verte. In een donker bos zijn de boomstammen amper waarneembaar.