De das doet het goed in het Groothertogdom Luxemburg. Dat was ooit anders. In de tijd dat zijn burchten op willekeurige wijze werden vergast om vossen uit te roeien en zo de hondsdolheid de kop in te drukken, ging het de das net als in België en de andere buurlanden beduidend minder goed. Haast gelijk met het herstel van de das bleek ook de populatie van het wild zwijn toe te nemen. Een mooie zaak, zeggen natuurbeschermers (in het geval van de das) en jagers (in het geval van het wild zwijn), maar landbouwers aanschouwen deze evolutie met lede ogen gezien de schade die beide soorten aanrichten aan hun veldgewassen. Door het toenemende probleem met rabiës in de zestiger en zeventiger jaren werden zowat alle bekende burchten en nesten vergast om de belangrijkste overdrager van deze virusziekte – de vos – te doden (Schley, Krier, Baghli & Roper, 1998). Doch de das had meer onder de vergassingsacties te lijden dan de vos, vermits dassen veelal ondergronds slapen en bij verstoring zelden hun burcht verlaten. Vossen daarentegen kunnen dagenlang bovengronds vertoeven en kiezen bij het minste onraad meteen het hazenpad. Wat de bestrijding betreft was Luxemburg beslist geen uitzondering. Zowat in alle buurlanden van Luxemburg – waaronder ook België – werden gelijkaardige acties opgezet, waardoor ook de grensgebieden van dassen ontvolkt geraakten.