Door hun vaak verborgen leefwijze zijn roofdieren een lastige diergroep om te onderzoeken. Vaak moeten er nachtkijkers, kleine zendertjes of moleculaire technieken aan te pas komen om meer over een soort te weten te komen. Het kan echter ook anders: door op de verkeersslachtoffers ‘dissectie’ te plegen, ontleding in goed Nederlands. Al jaren worden bij onderzoeksinstituut Alterra (en daarvoor bij het IBN) dode marterachtigen verzameld, waarbij de nadruk ligt op het verkrijgen van dode boommarters. Deze worden volgens een vast protocol onderzocht (zie Broekhuizen en Müskens, 2000, voor een deel van de resultaten van het onderzoek aan boommarters). Als ‘bijvangst’ komen ook vaak bunzingen binnen. Hoewel de bunzing in bijna heel Nederland voorkomt (Jenster, 1992) is er nog maar weinig onderzoek aan deze soort gedaan. Een goede reden om ons op deze diersoort te storten. Inmiddels zijn 23 mannelijke en 7 vrouwelijke bunzingen onder het mes geweest.
Additional Metadata | |
---|---|
Zoogdier | |
CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken") | |
Organisation | Zoogdiervereniging |
Jasja Dekker, Maja Roodbergen, & Raymond Klaassen. (2002). Bunzingen ontleed. Zoogdier, 13(2), 23–25. |