Op warme, zonnige dagen met weinig wind kunnen de temperaturen onder dakpannen hoog oplopen, waardoor de daar levende vogels en vleermuizen in grote moeilijkheden kunnen komen. Als het om een kraamkolonie van vleermuizen gaat, zullen de volwassen vrouwtjes wel een goed heenkomen vinden, maar de niet-vliegvlugge jongen hebben minder kans de hitte te ontlopen. Deze kruipen door spleetjes en gaatjes op zoek naar een minder heet plekje, waardoor ze de kans lopen het contact met hun moeder kwijt te raken en van honger om te komen. Ook kan het gebeuren dat zij, door een kiertje gekropen, in de ‘mensenwereld’ belanden. Vaak is dat een zolder of een slaapkamer of een overloop op de bovenverdieping. Moedervleermuizen, die hun jongen kwijt zijn, gaan die zoeken en kunnen (afgaande op het regelmatig klinkende hulpgepiep van de jongen) eveneens op onverwachte plekken in huis belanden. Bunnik met flink wat water en bomen in de omgeving. Weggekropen op verschillende plekken en in meerdere vertrekken troffen we 23 dwergvleermuizen aan; 11 volwassen vrouwtjes en 12 jongen, die we verzamelden in een blikje. Twee vrouwtjes hadden het avontuur helaas niet overleefd, doordat zij beklemd raakten in een rolgordijn. Op 17 juni 2002 was er, juist toen de dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus) grote jongen haden, een korte, zeer warme periode met veel zon en windstil weer. De temperatuur was plotseling gestegen tot 33° C, terwijl het de dag daarvoor nog 10° minder warm was. Geen wonder dat ik op 18 juni uit Bunnik werd gebeld door een verbouwereerde dame, die een flink aantal vleermuizen in huis had gevonden. ’s Avonds bezocht ik haar, samen met Aldo Voûte en Eric Jansen. Het bleek te gaan om een rijtjeshuis in een nieuwbouwwijk aan de rand van
Additional Metadata | |
---|---|
Zoogdier | |
CC BY-NC-ND 2.0 NL ("Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken") | |
Organisation | Zoogdiervereniging |
onbekend. (2003). Waarnemingen. Zoogdier, 14(3), 25–28. |